
-‘Ik wil eten. Nu.’
-‘Nee, dat is niet de goede smaak. Ik wil een andere smaak. Nu.’
-‘Ik wil naar buiten. Nu.’
-‘Ik wil weer naar binnen. Nu.’ En dat x 600.
-‘Wat eet jij? Dat wil ik ook. Nu’.
-‘Wat? Je geeft mij dat niet? Dan spring ik gewoon op tafel en sla ik het uit je hand. Dus geef. Nu’.
-‘Ik wil op schoot, dus doe je benen tegen elkaar aan. Nu’.
-‘De kattenbrokjes zijn op. Vul bij. Nu’.
-‘Laat me door die deur. Nu. Anders ga ik de hele nacht krabben’.
-‘Ik ga lekker op je bed liggen en doe dat in het midden. Pech voor je’.
-‘Als ik dan je teen voel, dan bijt ik er in’.
-‘Je staat zelf op van de bank. Opgestaan plaatsje vergaan’.
-‘Wat? Je wilde de was opruimen? Ik lig er nu op. Doei.’
-‘Laat me gewoon op die traptrede liggen. Je stapt maar over me heen’.
Hoezo één dag dierendag? Dit ga jij 365 dagen per jaar doen!
Met lieve kattengroet,
Dale